Na de oorlog

De Dyna,t' is iets anders

Het begin

        Bij het einde van de tweede wereldoorlog is gans Europa zowat vermoord en grondig gedesorganiseerd. De schaarste en de rantsoenering gaan nog maanden, soms nog jaren duren. De automobielindustrie werd nog meer gekwetst dan de andere bedrijven  : de fabrieken werden platgebombardeerd, de studie van nieuwe modellen werd bemoeilijkt en de grondstoffen ontbreken. Men moet echter aan de toekomst denken. In Frankrijk hervat Peuqeot de productie  van de 202 eind '45. Citroën haalt de 11 légère opnieuw boven en Renault de Juvaquatre. Even later is de beurt aan Simca om de "5" en de "8" opnieuw voor te stellen. Panhard beseft dat de Dynamic helemaal niet meer aan de noden van de tijd antwoordt, en stelt een nieuwe kleine revolutionaire wagen voor: de Dyna. Deze wagen is afgeleid van het prototype AFG (Aluminium Français Grégoire) ontwikkeld door ingenieur J-A Grégoire, en nog niet geheel klaar bij de voorstelling op het Salon van Parijs van oktober 1946. Nog meer dan een jaar moet gewacht om de serieproductie  te zien opstarten. Ondertussen moeten de fabrieken van de Avenue d'Ivry leven van de vrachtwagenfabricatie

Zijn  conceptie

Hoe stelt zich de Dyna voor?

        Laten we onmiddellijk zeggen dat haar opvatting heel avant-garde is en dat het Huis Panhard zich zeer ter harte neemt een wagen voor te stellen van klein model maar die een elite blijft in haar categorie. Voor alles is het een voorwielaandrijving, een moderne opvatting, welke slechts door enkele bouwers werd aangenomen, voornamelijk door Citroën en D.K.W. Het is ook een "flat-twin" (een motor met 2 cilinders horizontaal tegenover eikaar opgesteld) van 610 cc door lucht gekoeld, die beroep doet op ongekende oplossingen : drijfstangen, alles volledig gemonteerd op rollagers, de kopkleppen worden bediend door klassieke stoters en tuimelaars maar aangesloten op torsiestaven (2 Panhard brevetten), kop en cilinders vervaardigd van Alpax met gietijzeren bussen. Dit werd uitgevonden door een opmerkelijke ingenieur Louis Delagarde. Deze motor werd geïnspireerd door de techniek van de moto welke beroep deed op een lichte legering. Dit was eveneens het geval voor de romp en de andere elementen van het koetswerk, eveneens in Alpax, uitgezonderd voor het onderstel dat in staal werd vervaardigd. Het aluminium koetswerk bestaat uit 12 gegoten elementen. Het koetswerk met vier deuren is hertekend door Louis Bionier in een stijl die tegelijkertijd aan de AFG en de Dynamic doet denken. Die stijl wordt reeds kort nadien als "Louis XV" bestempeld. Men bemerkt een achterwielophanging: de zwevende armen maken de wielen onafhankelijk, de torsiestaven maken de vering soepel bij kleine zowal als bij grotere belasting, en de stabilisatoras zorgt voor een sensationele wegligging met beperkt roleffect. Het stuur werkt met tandstang en een vierversnellingsbak. Een heel intelligente opvatting maar delicaat om te gebruiken.

 In 1948, komen de eerste Dyna's op de baan. Al de bestuurders zijn ten zeerste verwonderd: een 3 PK die heel goed de baan houdt, weinig verbruikt en goed rijdt, dat komt men niet veel tegen. Haar grootste rivaal is de Renault 4 PK, die minder duur is, maar welke bestuurder van een 4 PK waagt het erop om een Dyna te volgen op moeilijke banen ?

     Zeker, de Dyna is niet zonder fouten, haar versnellingsbak is heel gevoelig, het koetswerk is zo waterdicht, dat bij het minste onweer de wagen op een bad lijkt. De uitlaat laat een karakteristieke ratel horen en de verkoopsprijs is tamelijk hoog. Maar zoals de slogan van het merk het wil " De Dyna is iets anders ".

De gamma

    Oorspronkelijk ontworpen als een berline, wordt de Dyna X84 type 100 (welke vlug de X85 type 110 wordt in 1950) opgevolgd door een vrachtautootje en daarna, in de herfst 1949, door een kleine cabriolet, een open berline en een hele hoop bedrijfswagens (break, "commercial"..) Tezelfdertijd ruilt ze haar tweedelige luchtinlaat tegen een luchtinlaat in gepolierd aluminium met rond centraal motief die de lucht naar de ventilator stuurt. De Dyna wordt meer en meer verbeterd zowel op mechanisch vlak als op het gebied van binnenafwerking en koetswerk. De koetswerken worden meer verscheiden en er komt een grote verandering met het nieuwe type 120 (model X86) een 4 PK waarvan de 750 cc motor ongeveer 33 pk ontwikkelt in april 1950, daarna in februari 1952 met de "120 sprint" (carburator 2 delen, 37 pk) en in juni 1952 met de 5 PK Dyna 130 (type X87) waarvan de cilinder op 851 cc gebracht word met een grotere boring .

Een sportieve !

    Dank zij haar 38 pk haalt de Dyna bijna 130 km/u ... een echte vooruitgang in die tijd. Zulke mechaniek kan de sportievelingen niet onverschillig laten en vanaf 1949 nemen de Panhards bijna aan alle wedstrijden deel. De resultaten blijven niet uit en de overwinningen stromen binnen : de Rally van Monte-Carlo, de 24 Uren van Le Mans, de Rallye van Sestrières, Bol d'Or, Mille Miles, Liège-Rome-Liège en tenslotte de Grote Prijs voor de Voitures de Série te Francorchamps waar de Dyna, bestuurd door Paul Frère, spectaculaire overwinningen behaalt in 1950 en 1951.